Uitspraak CBHO 2021/045
Bestreden beslissing:
De examencommissie heeft afwijzend beslist op het verzoek om extra tentamenkansen i.v.m. het uit faseren van de opleiding.
Het CBE van de Hogeschool Rotterdam heeft het administratief beroep van appellante ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak van het CBE heeft appellante beroep bij het CBHO ingesteld.
Uitspraak CBHO:
Ongegrond.
Hoofdoverwegingen:
2.4. Naar het oordeel van het College heeft verweerder terecht de beslissing van de examencommissie in stand gelaten. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij haar bijzondere familieomstandigheden begin 2020 bij haar studiebegeleider heeft gemeld. Appellante heeft een overzicht overgelegd van de notities die haar studiebegeleider sinds het begin van haar studie heeft gemaakt over hun contacten. Uit die notities blijkt niet dat appellante melding heeft gemaakt van haar bijzondere familieomstandigheden. Het College ziet daarom geen grond voor het oordeel dat de studiebegeleider appellante ten onrechte niet naar de studentendecaan heeft doorverwezen. Dat de studentendecaan niet meer met voldoende zekerheid kon adviseren over het causaal verband tussen de bijzondere familieomstandigheden en de studieachterstand heeft kunnen uitbrengen, acht het College, gelet op het late moment waarop appellante zich alsnog tot de studentedecaan heeft gewend, begrijpelijk. Verweerder en de examencommissie zijn er daarom terecht van uitgegaan dat het causaal verband tussen de bijzondere familieomstandigheden en de studieachterstand niet kan worden vastgesteld. Verder hebben verweerder en de examencommissie terecht in aanmerking genomen dat de hogeschool al in 2016 had aangekondigd dat uiterlijk op 31 augustus 2020 moest worden afgestudeerd. Appellante had dus ook voordat haar bijzondere familieomstandigheden zich eind 2019 voordeden de mogelijkheid om voldoende voortgang in haar studie te boeken. Verdere mogelijkheid is haar bovendien geboden door de wijziging van de uiterste afstudeerdatum naar 1 december 2020 en de in verband daarmee aan alle betrokken studenten geboden extra toetsgelegenheid. Bij het voorgaande acht het College ten slotte van belang dat appellante een studieachterstand van vijf vakken, samen goed voor 31 studiepunten, heeft. Deze achterstand is dermate groot dat verweerder en de examencommissie er, mede gelet op het trage studietempo van appellante sinds 2012, niet zonder meer vanuit hoefden te gaan dat het toekennen van een extra toetsgelegenheid tot een succesvolle afronding van de opleiding zou leiden.
Het betoog faalt.