Uitspraak CBHO 2021/053
Bestreden beslissing:
De Commissie Bijzondere Toelatingen heeft afwijzend beslist op het verzoek om toelating tot de bacheloropleiding Social Work op basis van een door haar afgelegde capaciteitentest.
Het college van beroep voor de examens heeft het daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak van het CBE heeft appellante beroep bij het CBHO ingesteld.
Uitspraak CBHO:
Ongegrond.
Hoofdoverwegingen:
Inhoud toelatingsonderzoek
2.3.2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit drie onderdelen. Dit zijn twee algemene onderdelen die bij alle opleidingen vereist zijn en één specifiek onderdeel. Voor de opleiding Social Work is dat de toets Maatschappijleer. In zoverre is sprake van een op de opleiding toegesneden toelatingsonderzoek. Het betoog van appellante komt erop neer dat het toelatingsonderzoek niet ook algemene onderdelen mag bevatten, in het bijzonder de capaciteitentoets. Het College volgt appellante niet in dat betoog.
In de memorie van toelichting bij artikel 7.29 van de WHW – destijds genummerd als artikel 7.22 – staat onder meer dat het toelatingsonderzoek zich richt op een beoordeling van de geschiktheid voor het volgen van het desbetreffende onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. De toestemming geldt alleen voor het desbetreffende onderwijs aan de desbetreffende instelling; wil betrokkene iets anders of elders in het hoger onderwijs gaan studeren en is deze nog niet in het bezit van bijvoorbeeld het propedeutisch getuigschrift, dan zal opnieuw een toelatingsonderzoek dienen plaats te vinden (Kamerstukken II 1988/89, 21 073, nr. 3, p. 131).
Hieruit leidt het College af dat opleidingen in ieder geval opleidingsspecifieke onderdelen in het toelatingsonderzoek kunnen opnemen. Het College ziet in de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 7.29 van de WHW echter geen aanwijzing dat in het toelatingsonderzoek uitsluitend onderdelen mogen zijn opgenomen die specifiek op de desbetreffende opleiding zijn gericht. Naar het oordeel van het College mag het toelatingsonderzoek ook algemene onderdelen bevatten op grond waarvan kan worden beoordeeld of kandidaten zonder de juiste vooropleiding een hbo- of wo-denkniveau hebben. Een toelatingsonderzoek met een combinatie van algemene en opleidingsspecifieke onderdelen is dan ook geen onjuiste invulling van artikel 7.29 van de WHW.
Het betoog slaagt niet.
[…]
Capaciteitentest
2.4.2. Voorop staat dat de instelling een grote mate van vrijheid heeft bij de invulling van het toelatingsonderzoek als bedoeld in artikel 7.29 van de WHW. In artikel 2.3, eerste lid, van de OER in samenhang met bijlage 2 is bepaald dat een capaciteitentest een van de onderdelen van het toelatingsonderzoek is. Het is aan de instelling om te bepalen welk type capaciteitentest wordt afgenomen.
Appellante heeft geen stukken overgelegd die concrete informatie bevatten over de AMN-test. Gelet hierop heeft het CBE in de beslissing op administratief beroep tot de conclusie kunnen komen dat niet is gebleken dat de AMN-test vergelijkbaar is met de MCT-H-test. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het CBE een e mail van NOA aan de CBT voorgelezen waaruit blijkt dat NOA de AMN-test heeft beoordeeld. Verder heeft het CBE gesteld dat bij de opleiding is gevraagd naar de mogelijkheden voor een vervangende opdracht. Volgens de opleiding was dat echter niet mogelijk. Appellante heeft dat niet gemotiveerd bestreden.
Naar het oordeel van het College heeft het CBE hiermee voldoende onderbouwd dat ten tijde van het verzoek niet was voldaan aan de in de OER opgenomen eisen voor toelating via een toelatingsonderzoek.
2.4.3. Verder laat de CBT nog altijd uitdrukkelijk de mogelijkheid voor appellante open om een andere capaciteitentest in te brengen, die vergeleken zal worden met de test van NOA. Daarnaast heeft de CBT laten weten dat appellante alsnog de MCT-H-test kan afleggen in de voor dyscalculie aangepaste versie. Bij de beoordeling daarvan zal bovendien rekening worden gehouden met dyscalculie. Naar het oordeel van het College is op deze manier voldoende rekening gehouden met de functiebeperking van appellante. Appellante is nog niet op dit aanbod ingegaan, omdat zij eerst een kennistoets van jaar 1 wil kunnen afleggen om haar geschiktheid aan te tonen voor het geval dat zij geen voldoende resultaat haalt op de capaciteitentest. Dit komt voor haar eigen rekening.
2.4.4. Het betoog slaagt niet.
Discriminatie
2.5. Appellante voert daarnaast aan dat de CBT en het CBE in strijd hebben gehandeld met anti-discriminatiewetgeving, meer in het bijzonder de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Appellante heeft dit niet onderbouwd. Het betoog kan reeds daarom niet slagen.