Uitspraak CBHO 2022/140
Bestreden beslissing:
De examencommissie van het Instituut voor Communicatie, Media & Informatietechnologie heeft het verzoek van appellant om een extra tentamenkans voor de cursus CMDGPR02 (Graduation Project) afgewezen.
Het college van beroep voor de examens van de Hogeschool Rotterdam heeft het administratief beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak van het CBE heeft appellant beroep bij het CBHO ingesteld
Uitspraak CBHO:
Ongegrond.
Hoofdoverwegingen:
2.3. In wat appellant aanvoert, ziet het College geen grond voor het oordeel dat de beslissing van verweerder niet in stand kan blijven. Het College overweegt hiertoe als volgt. De examencommissie heeft appellant uitdrukkelijk geadviseerd om niet direct, maar pas in september bij zijn nieuwe stagebedrijf te beginnen. Desondanks heeft appellant er voor gekozen om direct bij zijn nieuwe stagebedrijf te beginnen. Gelet hierop dient de omstandigheid dat appellant korter de tijd had om zijn afstudeeropdracht af te ronden, en dat dit mogelijk van invloed is geweest op de kwaliteit van zijn afstudeeropdracht, voor risico van appellant te komen. Verder betekent de omstandigheid dat de examencommissie appellant negatief heeft geadviseerd, niet dat de eerste beoordeling niet als zodanig kan worden aangemerkt. Appellant is namelijk door twee examinatoren beoordeeld. Het College overweegt verder dat de omstandigheid dat studenten het door de coronapandemie zwaar hadden, niet betekent dat de examencommissie gehouden was appellant een extra tentamenmogelijkheid voor zijn afstudeeropdracht te geven. De examencommissie heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er niet meer dan twee toetsmomenten zijn om zo de kwaliteit van het eindniveau te kunnen borgen. Geen grond bestaat dan ook voor het oordeel dat de examencommissie onzorgvuldig heeft gehandeld. Verder valt niet in te zien dat appellant is benadeeld door de omstandigheid dat zijn gemachtigde niet in de gelegenheid is gesteld om via een videoverbinding deel te nemen aan de hoorzitting. Voor zover daarvan al sprake zou zijn, dan is deze benadeling in beroep opgeheven, aangezien appellant en zijn gemachtigde op de zitting van het College uitgebreid in de gelegenheid zijn gesteld het beroep toe te lichten.
Het betoog slaagt niet.