Uitspraak CBHO 2022/125

Bestreden beslissing:

De examinatoren van het vak Advanced Programming hebben beslist dat appellante in een mondelinge toelichting onvoldoende heeft aangetoond dat zij de voor dat vak ingeleverde code zelf heeft geschreven. De examencommissie heeft beslist dat appellante op 22 augustus 2022 een herkansing voor dat vak heeft. Het college van beroep voor de examens van de Vrije Universiteit Amsterdam heeft beslist op het door appellante tegen deze beslissingen ingestelde administratief beroep. Hiertegen heeft appellante beroep bij het CBHO ingesteld.   

Uitspraak CBHO:

Ongegrond

Hoofdoverwegingen:

2.3. Het College heeft eerder uitspraak gedaan in een zaak, naar aanleiding van een door appellante ingediend beroep, waarin van haar werd verlangd een mondelinge toelichting te geven op een eerder door haar gemaakte opdracht voor het vak “Advanced Programming”. In de uitspraak van het College van 27 oktober 2021 in zaak CBHO 2021/081 heeft het College overwogen dat de examencommissie van appellante heeft mogen verlangen dat zij een (korte) mondelinge toelichting geeft op de door haar gemaakte opdracht voor dit vak, zodat kan worden vastgesteld dat zij deze zelf heeft gemaakt. Het College ziet geen redenen om hier nu anders over te oordelen. Hierbij merkt het College op dat de eis om een mondelinge toelichting te geven niet als een sanctie kan worden beschouwd, maar slechts als een middel om te kunnen vaststellen of appellante de programmeercode zelf heeft gemaakt. Het College overweegt verder dat het standpunt van appellante dat de onderwijsinstelling het haar onmogelijk maakt om af te studeren, niet kan worden gevolgd. Hierbij merkt het College op dat aan appellante bij de beslissing van 4 februari 2022 de gelegenheid is geboden om de toets te herkansen. Verder tekent het College  aan dat in het kader van de minnelijke schikking aan appellante de mogelijkheid is gegeven om een toets voor een ander vak te maken, waarmee appellante, indien zij die toets succesvol zou voltooien, haar opleiding kon afronden. 
De vraag of de mondelinge toelichting over de programmeercode al dan niet eerder had kunnen worden gevraagd, behoeft geen bespreking. Het staat vast dat uiteindelijk een gelegenheid is geboden aan appellante om een mondelinge toelichting te geven. Het College merkt hierover op dat de examinatoren een uitgebreid schriftelijk verslag hebben overgelegd van het met appellante gevoerde gesprek en aan de hand daarvan met argumenten hebben onderbouwd dat het niet waarschijnlijk is dat appellante de programmeercode zelfstandig heeft geschreven. De examinatoren hebben daarbij erop gewezen dat uit de toelichting naar voren is gekomen dat appellante onvoldoende kennis heeft van de theorie die nodig is om het ingeleverde werk zelf te hebben kunnen schrijven. Het College merkt hierbij op dat appellante geen aanknopingspunten naar voren heeft gebracht die aanleiding geven voor het oordeel dat de beoordeling van de mondelinge toetsing onzorgvuldig of bevooroordeeld is verricht. 
De slotsom is dat de onderwijsstelling gerede twijfel mocht hebben of appellante zelf de programmeercode heeft gemaakt. Daarom mocht worden afgezien van een inhoudelijke beoordeling van die code. Verweerder heeft de examencommissie terecht in haar standpunt hierover gevolgd.
De betogen falen.