Uitspraak CBHO 2022/116

Bestreden beslissing:

Appellante is het cijfer 5 toegekend voor het vak SL4245 Schoolpracticum Basis Techniek aan de Technische Universiteit Delft. Het college van beroep voor de examens heeft het hiertegen door appellante ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Hiertegen heeft appellante beroep bij het CBHO ingesteld.  

Uitspraak CBHO:

Ongegrond.

Hoofdoverwegingen:

2.4. Het College stelt voorop dat het in deze procedure uitsluitend gaat over de herbeoordeling van het onderdeel “Vakdidactische bekwaamheid”. De eerste beoordeling van dat onderdeel is dus niet aan de orde, het administratief beroep daartegen is na het bereiken van de minnelijke schikking ingetrokken. 
Naar aanleiding van het betoog van appellante dat de herbeoordelaar niet onafhankelijk was, heeft verweerder erop gewezen dat de herbeoordelaar inderdaad afkomstig is van binnen de faculteit maar dat daarvoor is gekozen vanwege haar kennis van de materie. De herbeoordelaar kent appellante niet. Het College overweegt dat appellante haar stelling dat de herbeoordelaar is beïnvloed door de eerste beoordelaar niet heeft gestaafd met enig bewijs. Het College ziet in het aangevoerde onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de herbeoordelaar is beïnvloed door anderen. Daarbij komt nog dat de herbeoordelaar haar oordeel heeft onderbouwd met een toelichting van twee pagina’s waarin zij de drie blokken waaruit de lessenserie bestaat uitvoerig heeft besproken. Uit die toelichting volgt afdoende dat de herbeoordelaar het werk aan objectieve criteria heeft getoetst en op basis van objectieve feiten een onvoldoende heeft toegekend. 
Dat bij de herbeoordeling, zoals appellante stelt, positieve opmerkingen zijn gemaakt, leidt niet tot het oordeel dat ten onrechte een onvoldoende is toegekend. De herbeoordelaar heeft immers ook veel negatieve kanttekeningen geplaatst bij het werk van appellante. Zo is vermeld dat een bepaalde opdracht niet is afgestemd op het niveau van de leerlingen en dat de leerdoelen voor de leerlingen niet zijn gegeven. Voorts valt in de toelichting op de herbeoordeling het volgende te lezen: ”Als ik het deel passende werkvormen bekijk, vind ik dat dit niet is bereikt”. Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft gesteld, kan ook indien een herbeoordeling enige positieve opmerkingen bevat, de weging van de positieve en negatieve aspecten nog steeds uitmonden in een onvoldoende. Gelet op de toelichting van de herbeoordelaar, met name de hiervoor weergegeven passages, acht het College de herbeoordeling en de wijze waarop de herbeoordelaar die heeft bereikt niet onnavolgbaar en zijn er geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit niet zorgvuldig of met onvoldoende onafhankelijkheid tot stand is gekomen. Het College kan gezien het hiervoor onder 2.2 weergegeven toetsingskader verder niet treden in de juistheid van de gegeven herbeoordeling. Dat anderszins voorschriften zijn geschonden, is naar het oordeel van het College verder niet gebleken. De herbeoordelaar was weliswaar niet fysiek aanwezig bij de lessenserie, maar heeft wel kennis genomen van onder meer videobeelden van de lessenserie. Verder was zij volgens de toelichting van verweerder bekend met de leerdoelen en wijze van toetsen van het schoolpracticum. Appellante heeft geen informatie ingebracht die aanleiding geeft hieraan te twijfelen. Ten slotte leidt de enkele omstandigheid dat appellante een vak dat mogelijk gelijkenissen vertoont met het hier aan de orde zijnde vak met een 8 heeft afgerond, evenmin tot het oordeel dat bij de herbeoordeling, die in deze procedure aan de orde is, voorschriften van formele aard zijn geschonden. 
Het vorenstaande betekent dat de onvoldoende in stand blijft.
De betogen slagen niet.